Menu
Reisreportages

Over quokka’s, shiraz en game changers

Twintig jaar geleden was Perth in West-Australië niet meer of minder dan een boertig provinciestadje, de ongekroonde hoofdstad van de saaiheid en zeker niet de moeite om er even te verblijven. Het gebeurde allemaal in Sydney, Melbourne en Queensland, niet in het nochtans met overvloedig zonlicht overladen en met een laid-back lifestyle gezegende Perth. Maar omdat het leven cyclisch is, en de lokale economie zich beresterk ontwikkelde, transformeerde Perth zich met new money (vooral uit de mijnindustrie) tot een verrassend kosmopolitische hoofdstad, waar oude wijken opgelapt en herontdekt werden, de waterlijn geherwaardeerd werd (het immense Elizabeth Quay-project), en talrijke nieuwe bars, eethuisjes, galerijen, prestigewinkels en een rits designhotels de deuren openden. “We’re a boomtown”, zegt de in Italië geboren en in strak pak gestoken receptionist wanneer we vrijdagnamiddag inchecken in het hippe QT Hotel. “The West Coast is so cool… Welcome and… please enjoy!” Nu hebben we al veel welkomstkaartjes in hotels ontvangen, maar eentje met daarop ons portretje (of poging tot) in snelle potloodtrekken op basis van foto’s die de ‘director of chaos’ (zoals hij zichzelf omschrijft) wist te vinden op sociale media: dat is een primeur, dat is pas cool. Hoezeer Perth recent openbloeide, wordt ons duidelijk wanneer we later op de namiddag de lift nemen naar de rooftop bar. Een lawaaierige meute uitgelaten jongeren hangt er aan de cocktails en wijntjes, een live dj zorgt voor de nodige beats. Tomorrowland op vrijdagmiddag, hier wordt geleefd. Achter ons draaien kranen boven werven en wolkenkrabbers in opbouw, terwijl beneden naast het hotel ook overal muziek klinkt uit de talrijke bars, ondergebracht in de typisch Australische koloniale Victoriaanse laagbouw. “Perth aan de Swan-rivier is de slechtste plek ter wereld om een kolonie te starten”, schreef kapitein James Stirling -de ontdekker van Perth- ooit in zijn logboek. Maar acht jaar geleden riep Monocle, toch een van de meest invloedrijke financieel-culturele magazines ter wereld, Perth uit tot een van de top-10 groeisteden ter wereld. “Van een slaperige outpost naar een toonaangevende boomtown”, kopte het hippe blad. “Slechts weinig steden ter wereld slagen erin zichzelf zo heruit te vinden.”

De beste plek ter wereld

De volgende dag wordt alles duidelijk. We ontbijten blootvoets op het patioterras van restaurant Post, genieten van een voortreffelijk glas riesling in de Petition-wijnbar, lunchen in de aanpalende Petition Kitchen, een bistro op wereldniveau, wandelen langs de nieuwe snuisterijenwinkels van de Northbridge-wijk, genieten van de zon in het grote park langs de waterlijn en dineren ’s avonds in de Santini Grill. Groot-Perth staat voor plus-twee miljoen inwoners (pakweg één tiende van de totale bevolking van Australië) maar genereert wel bijna de helft van de totale nationale export. “Perth is God’s Country”, zei architect Nic Brunsdon daarover in de Australische Vogue Living. “Laat aliens de beste plek ter wereld om te leven op een kaart kiezen, zeer waarschijnlijk pinnen ze Perth!”

Bij een fel en warm ochtendlicht aanbeden door fotografen en langbenige, good-feeling meisjes onderweg naar kantoor, rijden we via Highway 2 Perth uit. We trekken naar het zuiden, naar de rust van het platteland. Perth, even ver van Indonesië als van Sydney, verdwijnt in onze achteruitkijkspiegel. In amper een half uur tijd houden drukke, brede autowegen op te bestaan en kleurt de aarde rond ons rood. Exact 270 kilometer en drie uur later, ten zuiden van Perth, eten we rode biet met ricotta en walnoten. Daarbij komt een glas chardonnay geproduceerd met -dixit de menukaart- ‘een vleugje zeebries’. Barnyard 1978 is zowel een wijnhuis, restaurant als delicatessenshop. En luxueuze pods tussen de wijnranken waar alles rond eco draait. “Ze beschikken over zonnepanelen, regenwateropvang, palletkachels voor de wintermaanden, tot en met bijenkasten op het dak”, legt gastheer Egis ons uit terwijl hij ons incheckt. ’s Namiddags bezoeken we Cape Naturaliste Lighthouse, de laatste manueel bediende vuurtoren van Australië, die pas in 1996 geautomatiseerd werd en nog steeds in actieve dienst is. De voormalige vuurtorenwachterswoning werd ondertussen heringericht als café. “G’day, we have had a gander, good on ya”, roept een ouder koppel ons na, wat zoveel  betekent als “Wij gingen ook een kijkje nemen, het is een mooi ding.”

Wijn moet lekker zijn

Slechts vijftig kilometer resten ons tot Margaret River, net als bijvoorbeeld Barossa Valley één van de meest iconische wijnregio’s van Australië, ook wel het Napa Valley van Down Under genoemd. Wanneer we over wijnregio’s spreken, waar ook ter wereld, komen dezelfde eigenschappen op je af: je eet er goed, je slaapt er goed, je drinkt er goed. Margaret River bevestigt die regel alleen maar. Na een voortreffelijke nacht in onze duplex-pod gaan we vandaag voor een culinair drieluik.  Eerste stop: we zitten om negen uur met de voeten in het zand op het strandterras van The White Elephant, hét ontbijtcafé van de buurt. Dit instituut, elke dag geopend van half acht tot half twaalf voor alle genres brekkies (dingo lingo voor ‘breakfasts’), is the place to be. Komen sportende huisvrouwen hier hun flat white drinken na de ochtendloop, dan bestellen surfboys steevast roerei met spek. De sfeer is vlot, ongegeneerd en werelds, de koffie van een zeer hoge kwaliteit en het eten verzorgd. Dan is Voyager Estate, het wijnhuis dat we selecteerden voor de lunch, iets formeler. Netjes in uniform gestoken gastvrouwen serveren er prima charcuterie- en kaasschotels op het terras, met een fles wijn naar keuze. We proeven hun gereputeerde pinot noir en genieten van het intieme kader. ’s Avonds wacht er verfijning. Cape Lodge is een klassiek boetiekhotel met 22 suites en een sterke focus op fine dining. De maaltijden bestaan hier uit viergangenmenu’s genre gecombineerde XL-hapjes. En die zijn, buiten verrassend fusion, vooral om duimen en vingers af te likken.  

Steak op de barbie

“Gordon is de naam”, zegt de lange man in khaki outfit. “Zoals de gin.” Hij lacht. Gordon is een van de Cape Explorer Tours-gidsen die reizigers op zoek naar diepgang per terreinwagen meenemen voor een andere kijk op de meer dan honderd kilometer lange kustlijn tussen de twee iconische vuurtorens: die van Cape Naturaliste en Cape Leeuwin. Een rustige hike en lichte lunch later pakken we de koffers en sturen de huurwagen zuidoost. Een dag is snel gevuld wanneer je hem niet volpropt, zegt de wijsheid. We cruisen via verlaten achterafbaantjes, de zon staat hoog, de radio speelt de betere muziekjes. Dus komen we compleet relaxed laatnamiddag aan in het mooie Ampersand Estate, een van de betere adresjes in de Pemberton-regio. “Dat groot vierkant wit huis daar is voor jullie”, zegt het lieve meisje achter de balie. “Net als dit glas riesling. Welkom! De ijskast zit vol eten, geniet er van!” Ampersand renoveerde de voorbije jaren enkele historische woningen op de estate die nu verhuurd worden. ’s Avonds leggen we T-bone steak op de barbie (de Australische afkorting voor barbecue) en nestelen ons in de schommelstoelen op de veranda, terwijl achter de wijnranken de zon de horizon kiest.

f6 dentrecasteaux np

Even de woestijn in

Dit hadden we echt niet verwacht. Na een rit door dichtbegroeide bossen, met immense bomen die zoveel licht wegnemen dat het wel avond lijkt, komen we de volgende ochtend plots in een riant spierwit woestijnlandschap terecht. We vonden het al vreemd dat gids Toni plots lucht uit de terreinbanden van de Toyota Land Cruiser begon te laten. Maar nu weten we waarom. De Yeagarup Dunes in het D’Entrecasteaux Nationaal Park zijn een magische plek, misschien wel het meest verrassende landschap van West-Australië, waarvan de ligging trouwens meer dan vier meter per jaar verschuift. Van het ene op het andere moment zitten we in een strook van tien kilometer Sahara te midden het dichte woud. Van een koffiestop gesproken.

Bierhaven Fremantle

Australië bulkt van de micro-brouwerijen. De tijd dat VB het beste Down Under-pintje was, ligt ver achter ons. We onderbreken de rit naar Fremantle in het Mash Brewhouse in Bunbury, waar ze ‘seriously unserious’ Copy Cat IPA tappen, een lokale variant op de hippe India Pale Ale. En het wordt nog beter in het gezellige Fremantle, appendix van rijzende ster Perth. Dit kustdorp met een schat aan historische panden etaleert enerzijds een vleugje bohémien, anderzijds een snuifje Victoriaans. Little Creatures, het nec plus ultra in de hedendaagse Australische bierwereld, is een van die plekken waar al die soorten mensen elkaar naadloos vinden, met als hoofddoel van het leven genieten. De brouwerij is ondergebracht in een historische havenloods, alles wat technisch is werd doodgewoon achter glas geplaatst, en centraal verrees een immense verbruikzaal waar je niet alleen alle bieren van het vat kan drinken maar ook deftig kan eten, met houtovenpizza als dé specialiteit.  Eenzelfde touch and feel, maar dan met brood als centraal thema, is Bread in Common. Dit restaurant annex bakkerij, delicatessenzaak en wijnbar opende de deuren in een geklasseerd pand uit 1898. Sindsdien is het zeven op zeven geopend voor lunch en diner, tijdens het weekend zelfs vanaf acht in de ochtend voor ontbijt. Ons bed voor de nacht staat in voormalige Britse officierswoningen in de schaduw van een gevangenis. Historische panden in kalksteen uit 1851 die met zorg gerenoveerd en vooral geherdecoreerd werden, en nu onder de naam Warders Hotel aan een nieuw leven beginnen. ’s Avonds steken we de benen onder tafel in het aanpalende Emily Taylor, een Aziatisch restaurant in de voormalige magazijnen van het domein. Emily Taylor was een zeilschip dat in de negentiende eeuw van Fremantle naar Engeland voer en zich onderweg in Azië bevoorraadde met allerlei specerijen en thee. In die sfeer van vernieuwende, rijke smaken en verrassende combinaties met een koloniale twist wordt nu nog steeds/opnieuw gekookt.

Malediven in Australië

Alvorens uit te vliegen naar Rottnest Island, het laatste luik van onze rondreis, laten we ons eerst beroven van onze vrijheid in de gevangenis van Fremantle, 136 jaar lang een oord om te mijden (en een oord van schande, voor wie tussen de regels leest). Na de sluiting in 1991 werd het gerenoveerd tot museum. In 2010 werd het de allereerste locatie in West-Australië die geklasseerd werd als Unesco-werelderfgoed, sindsdien is het een gerespecteerd nationaal monument. Na de opsluiting vieren we ’s middags de herwonnen vrijheid op het terras van Lontara, ronduit het beste restaurant van het zeer charmante Rottnest Island. Om hier te geraken, namen we wat ooit de kortste lijnvlucht ter wereld was: twaalf minuten in de lucht. De afstand tussen Fremantle en Rottnest bedraagt immers slechts negentien kilometer. Dat maakt dat een zekere piloot genaamd Jimmy Woods de route maar liefst 13.000 keer vloog. “En onderweg deed hij soms een hazenslaapje”, luidt de legende. Rottnest, letterlijk ‘ratteneiland’ is verkeerdelijk vernoemd naar de quokka’s, die eigenlijk mini-kangoeroes zijn. Het wordt door de locals steevast “Rotto” genoemd. Dit is hun klein Saint-Tropez, hun Fiji, Malediven en Polynesië, met The Samphire Hotel als enige vijfsterren-adres op het eiland. “That’s where the action is”, weet Pip Sabien, gastvrouw van de eiland-‘authority’, die waakt over het behoud van dit populaire eiland. De tuin van Eden is immers even kwetsbaar als interessant. “Dus zijn we intens bezig met natuurbehoud”, legt Pip uit, terwijl ze ons per elektrische wagen rondrijdt langs de 63 baaien en 20 bloedmooie stranden van het amper 20 vierkante kilometer grote eiland. “Rekening houdend met toch wel tot een half miljoen bezoekers per jaar, zetten we sterk in op zonnepanelen en windturbines, sorteren we alle afval en zijn binnenkort de weinige officiële voertuigen die hier bollen (politie, ziekenwagen, brandweer, enz.) integraal elektrisch.” Rottnest-eiland is officieel dan ook een reservaat en het eiland is met name bekend voor de grote populatie quokka’s. Superschattig en bijzonder populair. De beestjes lopen zelfs ongegeneerd door de bar van het hotel, merken we ’s avonds wanneer de laatste ferry’s vertrokken zijn (er zijn veerverbindingen met drie havens rond Perth) en de rust weerkeert langs de mooie kustlijn. Daar nestelen de overnachters zich nu met aperitief in de hand op het panoramische terras, dat in een gouden licht baadt.

f13 rottnest

Scenic drive, slow travel

De volgende ochtend huren we een elektrische fiets en cruisen we opnieuw het heuvelrijke eiland rond. We stoppen om te zwemmen, gaan lunchen bij Isola Bar e Cibo, het voortreffelijke Italiaanse restaurant op het eiland, en checken laatnamiddag in bij Fly West Coast voor de vip-retourvlucht naar de zakenluchthaven Jandakot Airport, waar we onze huurwagen achterlieten. Een half uurtje later haalt een in zwart uniform gestoken butler onze koffers uit de SUV. “Welkom in Como The Treasury.”

Oh, it’s wine o’clock!

We maken er altijd een erezaak van een reis, waar en hoe dan ook, in stijl te eindigen. Het vijfsterren Como-hotel van de gelijknamige keten, in het historische State Buildings-pand, is zo’n adres. Vorig jaar liet het hotel in het belangrijkste reismagazine ter wereld een beoordelingsscore van 99,23% optekenen -en werd daarbij als het derde beste hotel in gans Down Under geklasseerd. Slechts 48 oversized kamers van minimum 50 vierkante meter, twee toprestaurants en een binnenzwembad zijn maar enkele van de troeven. Wij hebben gereserveerd op het dakterras bij Wildflower, een van dé fine dining-adresjes van Perth. Terwijl de keukenbrigade zich buigt over ons degustatiemenu genaamd ‘de zes seizoenen’, laten we een fles Leeuwin Estate Art Series Shiraz openen. Want achter de toonbank beneden in de wijnwinkel hing geen klok, maar een bordje: ‘Oh, it’s wine o’clock!’.

Deze reportage werd exclusief voor reisorganisator Best of Travel gerealiseerd, gecombineerd met een inspiratieboekje in de krant De Tijd.