Cederberg, de Tuinroute en de Kleine Karoo vormen een naadloze extensie van een Kaapstadreis. Voor wie verliefd is op Zuid-Afrika en steeds dieper de regenboognatie in wil. Kaapstad voorbij.
‘Jou reis eindig nie hier nie’. Het fantastische Kaapstad was slechts een begin, een opwarmer, een paar dagen proeven van een sexy stad waar foodies thuis zijn. Gisteravond dronken we fantastische chenin blanc op het terras van Openwine, een hippe wijnbar in de City Bowl-wijk van Kaapstad, staken de voeten onder tafel bij Janse & Co voor een legendarische eend bresaola en eindigden met een glas pinotage op het dakterras van The Silo Hotel, uitkijkend op de Mother City met haar unieke inplanting aan zee, de eindeloze wijnlanden achter de Tafelberg en een vibe waar vele andere wereldsteden alleen maar jaloers op kunnen zijn. Maar nu staan we zwijgzaam, in devotie, bewonderend te kijken naar de kapel van Bosjes, een fruit- en olijfbomenboerderij van 300 hectares die in de slipstream van Babylonstoren en Boschendal een gerenommeerde architect onder de arm nam en heropende als boetiekhotel. De voormalige stallingen werden suites, er verrees een picobello restaurant en in de hoek van het domein werd een vijver gegraven met daarin een kapel als eiland, voor al uw huwelijken en/of doopplechtigheden. We zijn een beetje laat: in Afrika begint men vroeg, maar doet men ook vroeg de deuren dicht. Gelukkig wil de begripvolle portier graag een uitzondering maken -ook dat is Afrika- wanneer we hem vertellen dat we uit het land van Eddy Merckx en Eden Hazard komen. “Men overweegt de bouw van een tweede kapel”, zegt hij een kwartiertje later, terwijl hij ons discreet (om de verblijfgasten niet te storen) het domein laat zien. “Deze is immers altijd een jaar op voorhand volgeboekt.” ’s Avonds nemen we onze intrek in Riebeek-Kasteel, een van de oudste plaatsen in de West-Kaap, en bekijken in de 150 jaar oude bar van The Royal Hotel de kaart. De plannen zijn duidelijk: het eerste deel van de rondreis trekken we door Cederberg en maken dan een westelijke lus tot Paternoster. Daarna kruisen we Swartland, vorderen via de Kleine Karoo over de R62 en rijden finaal langs de Tuinroute terug naar Kaapstad. A toast to variety!
Waar ze burn-out een yuppiegriep noemen
Niet alleen wandelaars zijn enthousiast over Cederberg, de bergketen die ruim 200 kilometer ten noorden van Kaapstad ligt. Ook voor chauffeurs is het likkebaarden. Na het asfalt van Tulbagh en Prince Alfred Hamlet volgt een onverharde weg tot Cederberg Winery in Dwarsrivier, het hoogste wijnhuis boven zeeniveau van de West Kaap. En dan begint het echte werk, een kolfje naar de hand van onze Toyota-terreinwagen. Het parcours brengt ons door indrukwekkende rotsformaties, oneindige citrusvelden en canyons in alle formaten. En… in Cederberg ben je op de enige plek ter wereld waar rooibos groeit. De rooibos-theeplantages zien er ook totaal anders uit dan de theeplantages in Azië. De bosjes rooibos zijn namelijk niet rood van kleur, zoals je misschien zou verwachten. Het is een soort ‘fynbos’ dat eruitziet als droge groene struikjes. Pas wanneer de rooibos geplukt is en helemaal droog, krijgt het die diepbruin-rode herfstkleur. Super bijzonder om te zien en vervolgens is het ook extra lekker om het hier te proeven. Waar we ook komen in Cederberg, de bergen domineren hier het landschap en sommige rotsformaties hebben waanzinnige vormen. Het veel gefotografeerde Maltese Cross of de Wolfberg Arch bijvoorbeeld. Ook het gebied bij Matjiesrivier, een natuurreservaat, is machtig om te zien. Wanneer we laatnamiddag Clanwilliam bereiken (gesticht in 1725 en een van de tien oudste steden van Zuid-Afrika) draaien we in de richting van de oceaan, het Ramskop Natuurpark en ons bed voor de nacht: Oudrif Straw Bale Cottages, daar waar ze stilte verkopen. Bij het aperitief komt het Afrikaans ter sprake, de Zuid-Afrikaanse dochtertaal van het Nederlands die soms verrassend creatief uit de hoek kan komen. Nietmachine blijkt een papier vampier te zijn, een metro is een moltrein en een burn-out heet hier yuppiegriep. En dan is het bedtijd. We leggen ons hoofd te rusten te midden het Toscane van Zuid-Afrika, luidens gastheer Bill. Nee, hij is er nooit geweest. “Ik heb het van de gasten!”
Luxueus intermezzo
Hebben we gisteren de eenvoud omarmd (vandaag de dag betekent dat: wifi noch airco), kiezen we vandaag voor een extraatje. Na een lange rit over stofferige wegen stuiten we opeens op een witgeschilderde toegangspoort. Vandaag dompelen we ons onder in de wereld van Bushmans Kloof, een vijfsterrenresort in de gelijknamige vallei. Dus hangen we rond het zwembad, laten ons een spa-wellness welgevallen, gaan laatnamiddag op wandeltocht en genieten van een exquise maaltijd, alvorens ons terug te trekken in onze super cottage. Dat er hier naast de toegangspoort een bordje met daarop ‘Unique Lodges of the World’ hangt, is terecht.
De zilte smaak van Paternoster
De reden waarom de Atlantische kant van de Kaapse kust (pakweg 650 kilometer puur natuur tussen Kaapstad en de grens met Namibië) amper ontdekt werd, of zeker nog niet door het grote publiek, is begrijpelijk. In Kaapstad spreekt men van ‘de andere kant’, daar waar de koele Atlantische Oceaan onstuimig op de verlaten en brede stranden inbeukt. In tegenstelling tot de Indische Oceaan-kant is zwemmen hier enkel weggelegd voor wie goed tegen een paar graadjes minder kan. En dat allemaal maakt het dus de ‘road less travelled’. Die koelte voelen we wanneer we Paternoster binnenrijden. Niet zo lang geleden was dit een vergeten vissersdorp aan het eind van een verlaten, dorre weg. Nu is het een hippe (weekend-) bestemming aan de Wes Kus (in het Afrikaans zonder -t geschreven). De Westkust is tot op heden vooral populair bij Capetonians die hier in het weekend (letterlijk) komen uitwaaien, in zomerhuisjes met vrienden samenkomen, een barbecue – a.k.a. braai – aansteken en toasten met veel lokale wijn en bier. “Tien jaar geleden was Paternoster niet meer dan een visserscommune opgetrokken uit witte kalksteenhuisjes met blauw geschilderde ramen en luiken”, legt de gastvrouw van de artisanale souvenirshop ‘The Gallery’ uit. “Je zou bijna denken dat er hier ooit een kolonie Grieken aanspoelde en een kopie van hun thuisland optrok.” Geld werd er vooral verdiend met de visvangst. Van snoek tot crayfish, de lokale versie van een grote kreeft. Tot een paar jaar geleden meer en meer Capetonians huisjes begonnen op te kopen om er in het weekend te komen uitrusten. Links en rechts opende een bed & breakfast en wat later een restaurantje dat enkel in het toeristische seizoen open was. Maar na een tijdje ontwikkelde zich een charmant en kleinschalig toerisme dat zich tegenwoordig vooral concentreert op de nieuwe reizigers. Weerkerende liefhebbers van Zuid-Afrika die dieper het land in willen, andere dingen willen zien. En die occasionele, bijna verdwaalde reiziger komt vaak tot de vaststelling dat dit de mooiste plek van zijn hele reis was. “Neem de wilde westkust van Kaapstad, bestrooi het met wat mediterrane joie de vivre en sluit af met een flinke dosis Zuid-Afrikaanse charme. Welkom in Paternoster”, lacht manager Gill van het vijfsterren Strandloper Ocean Boutique Hotel. Dit is onze uitvalsbasis voor de komende 48 uur: heerlijk uitwaaien aan een tien kilometer lang wit zandstrand. Iedereen is hier ‘baie bly’. Gewoon gelukkig dus.
Saai gebied wordt revolutionaire wijnregio
Na Paternoster gaat voor velen de reisroute de andere kant uit, terug naar Kaapstad. Maar wij lonken naar de vergezichten over de blauwe en warme tropische Indische Oceaan, langs de Kleine Karoo en de populaire Garden Route, een van de meest bereisde routes van Zuid-Afrika. Daarvoor moeten we dwars door Swartland, de nieuwste place to be in de wijnwereld. De opwarming van de aarde doet niet alleen wijngebieden opschuiven, maar verandert ook het karakter van de druiven. Deze hete, droge regio ten noorden van Kaapstad stond lang bekend als de broodmand van de Kaap, aangezien er vooral granen werden geteeld. Qua wijnproductie stelde het niet veel voor, het produceerde eerder opgepepte alcoholbommen dan kwaliteitscru’s. Anno vandaag ziet het plaatje er anders uit. Een rist jonge wijnmakers creëerde de Swartland Independent Producers met de ambitie hun wijnen voortaan zo natuurlijk mogelijk te maken en transformeerde zo dit saaie gebied tot een appellatie met toekomst. Ook al is het restaurant van The Robertson Small Hotel in Robertson niet langer een outlet van tv-chef Reuben, de locatie blijft een juweeltje en de nieuwe chef doet niet onder voor zijn voorganger. We lunchen hier, en dat staat voor steak met mango en aardappeltjes uit de oven, buiten onder grote parasols, terwijl een lief meisje nauwgezet een fles gekoelde pinotage leegschenkt. De thermometer wijst 28 graden aan, een zachte bries zorgt voor een aangename verkoeling. Robertson leek ons een fijne start voor het tweede deel van onze trip. Straks zullen we neerstrijken in de Galenia Estate, een prachtig optrekje in Montagu langs de Route 62. Maar daarvoor moeten we eerst de Kogmanskloof Pas door, een makkie voor onze Toyota Fortuner – spierwit, de kleur van alle huurwagens hier. ’s Avonds verwent ober Philippe ons met een viergangenmenu terwijl de zon langzaam de horizon kust. Drie struisvogels paraderen voorbij alsof hen dat gevraagd werd, in een decor dat Philippe “mile upon mile of empty veld” noemt.
Puur Kaapse verwondering
We gaan dieper de regenboognatie in, met Route 62 als rode draad door een machtig landschap. De Kaap 2.0, on the road door de halve woestijn van Zuid-Afrika. Wie een boontje heeft voor de mythische Route 66 in de Verenigde Staten, zal de R62 zijn Afrikaanse evenknie vinden. Grootse ruimtes, roadtrip pur sang. Kom kyk wat skuil daaragter! Eerst en vooral: alweer wijn. Maar niet zomaar wijn; de wijn van de route. Reeds in het begin van de jaren negentig nam wijnmaker Meyer Joubert het patent op een wijnlabel dat refereert aan de route waar het domein zich bevindt: R62. Met de jaren groeide de fles uit tot cult, al is de wijn op zich niet buitengewoon. “Dat hoeft ook niet. Dit is een leuke fles voor op het terras of bij de barbecue”, zegt gastvrouw Helena . “Voor wie fijner wil, is er nog altijd onze signature-fles.” Joubert-Tradauw is een wijnhuis waar de instapdrempel laag ligt. Een andere feel & touch dan de ontelbare huizen in de gouden driehoek Paarl-Stellenbosch-Franschhoek, waar design en sfeer even belangrijk zijn als de inhoud van de fles. Dit is eerder een schuur, pretentieloos, maar met grote gastvrijheid en een gezellig terras om te consumeren.
Memorabilia in het kwadraat
Echt gek wordt het bij Diesel & Crème, luttele kilometers verder. Dit onvervalst roadhouse naar Australisch model houdt het midden tussen een brocanterie, een museum, een café en een hamburgerrestaurant. Rock-‘n-roll! Diesel & Crème in Barrydale is een instituut, iedereen stopt hier. De ene om de honderden gadgets –van neonreclames over oude benzinepompen tot Harley-Davidson-memorabilia– te bewonderen, de andere voor de XL-milkshakes. De koffie wordt geserveerd vanuit een caravan (noem het een food truck avant la lettre), en onderweg naar de toiletten stoot je zelfs op een winkeltje waar t-shirts van het huis verkocht worden. Genoeg gelachen, terug naar het asfalt. De weg breekt nu open. De weilanden worden ruiger en droger, de bergen in de diepte bepalender. Het voelt een beetje zoals Patagonië in Zuid-Amerika, merkt m’n reisgezel op. Ik denk eerder aan de Australische outback, maar met de Barossa Valley-wijngaarden als oase. Hoe dan ook, het decor is betoverend. Dit is Little Karoo (Het woord Karoo betekent dan ook letterlijk ‘droog en hard’) op haar best, een smalle strook van pampa gesandwicht tussen de Indische Oceaan en enkele gebergtes met ronkende namen zoals Witteberge, Outeniekwaberge en Kammanassieberge. En daar rijden we nu, de R62 die zich als een hartslagcardiogram door heuvel en dal wringt. Yes, dit is roadtrippen zoals het hoort.
Landlord voor één nacht
“In Calitzdorp neem je de weg naar de brouwerij, volg dan nog twee kilometer diezelfde weg en ga dan rechts op een onverharde weg naast een geel huis. Die volg je vijf kilometer…”, zo heeft Sally het ons nauwgezet uitgelegd aan de telefoon want naar Daniels Kraal Farmhouse staan geen wegwijzers. Sterker nog, deze koloniale villa in Hollandse jeneverstijl heeft zelfs geen adres. “De eigenaars houden van discretie”, zei housekeeper Sally daarover. “Niet iedereen hoeft dit plekje te kennen.” Deze mansion is een eigenzinnig adresje. Omdat het regelmatig door de eigenaar bewoond wordt of in z’n geheel verhuurd voor een week of langer, is het meer niet dan wel te reserveren op b&b-basis. Maar wij hadden geluk. Maanden geleden wisten we net één groene nacht uit de meestal rode kalender te plukken en hier zitten we dan op de riante porch. ’s Avonds gaan we uit eten in het eenvoudige Handelshuis -half winkel, half bistro- en rijden we door een nacht zo donker als maar kan zijn over de onverharde stofferige wegen terug naar ons landhuis voor de nacht. In de verstralers van de terreinwagen vliegen muggen zich te pletter, terwijl de opspattende kiezel onze bodemplaat teistert. Bij aankomst slaan we de vlam in de mooi geprepareerde vuurkorf en genieten van een laatste glas wijn. We horen dat er dieren ons in de verte gezelschap houden, maar weten liever niet wat en waar.
Als een slang door de bergen
Gastvrouw Sally beloofde ons voor ontbijt te zorgen en dat doet ze met bravoure. Eerst wat baantjes trekken in het langwerpige zwembad, dan koffie uit porseleinen kopjes onder de boom. Het is een genre hotellerie en gastvrijheid waar de Little Karoo voor bekendstaat. Het aanbod aan gelijkaardige adresjes hier is trouwens groot, in verschillende prijsklassen, maar allen bulkend van de charme en verzuipend in ruimte en uitzicht. Vandaag staat er een fantastische weg op het programma: de Swartbergpass. Scenic Drive is een understatement, zo luidt tenminste de reputatie. We sturen de Toyota een dirty road op en zetten ons schrap voor de mix van canyons, droge steppe en excentrieke Kaapse dorpjes. De tocht duurt uren, maar de beloning is navenant. De ‘vonkelwyn’ staat fris in het Wilderness Ocean Guesthouse, thuishaven van Wanda en Peter, die meer dan tien jaar een succesvolle b&b runden in Doulevant-le-Château, een gehucht aan de oostflank van de Champagneregio, vierhonderd kilometer van Brussel. Aangetrokken door het klimaat, de goedkope wisselkoers van de rand en de zin om ‘nog-eens-in-het-onbekende-te-springen’, kochten ze een strandhuis in Wilderness, vierhonderd kilometer ten oosten van Kaapstad, letterlijk bovenop een duin met uitzicht op de Indische Oceaan. De volgende ochtend maken we een lange strandwandeling terwijl hun hond Mokka vrolijk rond ons rent. Het klinkt waarschijnlijk als een romantisch cliché uit de doktersromans, maar je kan niet geloven wat een rijkdom dat is. Mooi weer, blootsvoets… Het is met geld niet te koop, het helpt alleen, want het zit vooral tussen de oren, concluderen we. Terug naar Kaapstad. Vijftien jaar geleden was het geen prioriteit de stad te verkennen. Het centrum was dood; en het kon dodelijk zijn. Vandaag brengt iedereen er met plezier nog een laatste nachtje door, een laatste culinaire apotheose, een laatste glas Kaapse syrah. Weinig plaatsen in de wereld komen van zo ver als Kaapstad.
No Comments