Menu
Column

De geheimen van Italië

Hoe meer ze ons willen doen geloven dat Europa één is, hoe dierbaarder me de verschillen worden. Ik denk trouwens dat de coronacrisis dit verpletterend bewezen heeft. Uniforme EU-regels? Nee hoor. We werden versmacht door regeltjes, maar dan ieder land voor zich. Doch dit terzijde.

Het jaar vóór de pandemie, het was september –de ideale Indian Summer-maand– reisde ik bij toeval van Zweden meteen door naar Toscane. Dat kon tellen qua verschil: van het koele, georganiseerde, beredeneerde Zweden naar het warme, zuiderse en vooral ongegeneerde Italië. Bij aankomst kreeg ik meteen twee flagrante voorbeelden op een schoteltje geserveerd. Toen ik stopte bij een benzinestation, stonden naast mij zowel de pompbediende als de klant demonstratief te roken. En toen ik even later halt moest houden voor een gesloten overweg, kropen alle voetgangers –alsof dat doodnormaal is– onder de slagbomen door. Weliswaar voor alle zekerheid even links en rechts kijkend. Ja, ook een moeder met kinderwagen. En dat terwijl je weet hoe heilig kinderen in Italië zijn.

Geloof me: hoe zuidelijker je reist, hoe meer “je m’en fous” er leeft. Ga ’s avonds uit eten in een Toscaans dorp, en er geldt slechts één parkeerregel: blokkeer niemand. Of zoals wereldreiziger/tv-presentator Thomas Siffer het in zijn roman ‘Intermezzo Italiano’ vertelt: “Hoe parkeert een Italiaan? Hij stopt en stapt uit!”

Met de jaren stak ik enkele weetjes op. Wie wat wil acclimatiseren aan het Italiaanse leven, moet zich in een te klein parkeervak kunnen wringen, sierlijk met de Vespa kunnen bewegen, van koffie houden, dag en nacht met een zonnebril rondlopen, druk gesticuleren met de handen tijdens het praten en vooral niet gehaast zijn. En weet u wat in Italië ook zo mooi is? Als man mag je er nog vrouwen nakijken. Gewoon: omdat het mag. Wat zeg ik? Omdat het moét! Ik citeer graag even Catherine Deneuve die, nog namijmerend over Marcello Mastrioanni, liet optekenen: “Italianen kunnen twee dingen heel goed. Het tweede is pasta koken.”

Italië is mijn ‘minnares’ (o, vermaledijd woord!) en dat wil zeggen: je hebt er wel wat problemen mee, maar als alles goed gaat, is het fantastisch.

Wat kan ik u aanraden? Wel, tuf met een Ape door de Roero, ga op wijnverkenning in de Langhe, koop een ticket voor het mooiste automuseum van het land in Turijn, scheur met een cabrio langs de meren van Bellagio naar Orta, ontdek de vergeten kustlijn van Toscane en snor met de Vespa puro spirito door Puglia. Of met de Fiat 500 -de ‘Cinquecento’ is meer dan een auto, het is een religie- dwars door Sicilië. Allemaal incredibile!

Moeder, waarom reizen wij? Om dit te zien, bijvoorbeeld. Niet in alle reisgidsen, maar een geheimtip: het impressionante Casa Enzo Ferrari Museum in Modena, ondergebracht naast het geboortehuis van signore Ferrari, geopend in 2012. Architecturaal maakt het geheel indruk door een kuikengeel aluminium dak in de vorm van een motorkap, de kleur van het blazoen van thuishaven Modena en het beroemde Ferrari-embleem in mekaar te doen opgaan. Kostprijs: 18 miljoen euro. Maar: de gebogen glasgevel kantelt in een hoek van 12,5 graden, precies zoals bij de koplampen van een auto. Net zoals bij het Opera House in Sydney stierf de architect nog voor het bouwwerk voltooid werd.

Tot slot nog een bedenking die me steeds in Italië opborrelt. Waarom aarden Amerikanen zo moeilijk in Toscane? Eerst en vooral: ze spreken de taal niet. En… ze kunnen zich niet aanpassen. Komt daarbij dat ze veel te georganiseerd zijn en veel te bang, die yankees. Ze blijven geloven dat door wat te tippen (met dollars nota bene) plots alles perfect in hun voordeel gaat spelen. Madre madonna… Dat is buiten de Italianen gerekend. Nee, zo werkt dat daar echt niet.

Italië etaleert het succulent mooie, maar herbergt ook verderfelijkheid. Ze scheren bij momenten onverklaarbaar hoge toppen in elegantie (fare la bella figura, de beste indruk maken) en schoonheid, maar het heeft ook altijd een rouwrandje. Schitterende wagens, die Alfa’s, maar het is geen Duitse Gründlichkeit. Stijlvolle luchtvaartmaatschappij destijds, dat Alitalia, maar permanent verlieslatend. Dieper graven naar de ziel van Italië (de titel van een mooi boek van de Australische Carla Coulson, die uiteindelijk een Italiaan huwde), vindt u een land dat weet wat eten, leven en liefhebben inhoudt. En laten we daar volop van genieten.

Che bellezza!

Gerrit Op de Beeck