Langs de mooiste wegen, de ruigste natuur en de hoogste bergen van Zuidwest-Noorwegen. Meer dan tweeduizend kilometer landschappelijke hoogtepunten, links en rechts bezegeld met de Unesco-Werelderfgoedstatus.
Een autoreis naar Noorwegen begint met twee fijne plaatsnamen. Norwegenkai is het vertrekadres van de Color Line ferry in het Duitse Kiel. Geef toe, zelfs voor chaotische zielen gemakkelijk te onthouden. Het Noorse Color Line is een van de beste ferrydiensten ter wereld en de Color Fantasy een van de grootste ferry’s ter wereld. De reden is dat ze geen rudimentaire, naar olie en smeervet geurende boten inzetten. Nee, dit zijn heuse cruiseschepen, en het on-board product is navenant. Zo is de twintig uur durende overtocht al snel te kort, want als de zon wat meewil, waan je je eerder op een Caraïbencruise dan op de ferry naar Oslo. Daar aangekomen, bol je meteen door de Operatunnel. Muziek in de oren voor wie snel de hoofdstad uit wil, hunkerend naar het ruige Noorwegen. Na twee Espa-bollen in het Shell-station van het gelijknamige dorp (deze lichte kaneelkoek is een verplicht nummertje, de reputatie is vergelijkbaar met die van de mattentaarten in Geraardsbergen) en een devote groet op afstand aan de Olympische schans van Lillehammer (de stad organiseerde in 1994 de Winterspelen) rijden we in de late namiddag het domein op van Rondane Gjestegård. Daar bliezen Cecilie en Christophe een charmante collectie blokhutten, destijds neergepoot voor de Winterspelen, na jaren van verval in 2009 nieuw leven in. Na een verkwikkende wandeling langs de rand van Rondane nasjonalpark – het oudste en een van de mooiste Nationale Parken van Noorwegen, zo maar even 580 vierkante kilometer groot– laten we ons ’s avonds vergasten op een moot gegrilde zalm met citroensaus en een Hafelløl, bier van de lokale Hubertus-brouwerij.
Design in het grote niets
Niets beter dan een mok koffie bij zonsopgang. Terwijl de koffieset in de blokhut pruttelt en het haardvuur de ochtendkilte verdrijft, heeft Cecilie een prima ontbijtje klaargestoomd. Twee uur later giert de wind ons deftig rond de oren aan de Snøhetta, een rendier-viewpoint dat we bereiken na een wandeling van anderhalve kilometer van de bezoekersparking. Deze ‘kijkhut’, geopend in 2011, is een van de zovelen die er in Noorwegen werden opgetrokken, allen gekoppeld aan een thema of unieke plek en steevast gebouwd door een gereputeerde architect. De rit van Snøhetta naar Juvet via de E136 zou zich perfect lenen voor een razende achtervolging in een James Bond-film: door een bochtig, smal en diep dal, met mistige bergen als flanken. En dan beginnen we aan de Trollstigen (de trollenladder), een zes kilometer lange serpentine van asfalt in Rauma. Het gemiddelde stijgingspercentage bedraagt tien procent en als beloning wacht een indrukwekkend Visitor Center met panoramisch uitzicht. Geen vergeeld wegrestaurant, maar top-architectuur (gebouwd door Reiulf Ramstad Architects in 2012) waar natuur en design subliem samenkomen. Via ver uitstekende terrassen overschouwen we het bochtenwerk beneden.
De staat inspireert
Ons bed voor de nacht staat in Valldal, daar waar de bergrivier Valldøla tussen kubussen loopt. Die vormen het Juvet Hotel, een cluster van moderne cabines met één of twee volledige glaswanden, waardoor we ons in de lens van een camera wanen. Er zijn geen gordijnen, noch televisie of een kunstwerk aan de muur. Zen is het toverwoord, de natuur is de kunst. Toch is er aan privacy geen gebrek: de badkamer zit aan de binnenkant en geen enkele hut kijkt uit op een andere. Bovendien: de cabines zijn zo geconstrueerd dat ze geen enkel litteken in de natuur achterlaten. Er is geen boom omgehakt of steen verlegd voor de bouw. “Via deze kamers vestigen we alle aandacht op de vallei, de rivier of de bergen”, zegt Knut Slinning, de man des huizes, in een vorig leven leraar economie, nu voltijds hotelier. Eigenzinnig hotelier weliswaar. “We laten onze gasten opgaan in de natuur”, is zijn favoriete oneliner. De Noorse architecten Jensen & Skodvin wonnen talrijke awards met de realisatie van deze zeven dozen en twee vogelnesten op de heuvel, waaronder ‘The World’s Best Small Hotel’ in 2010. ’s Avonds dineren we in een oude schuur die nu het hoofdgebouw is aan de gemeenschappelijke, twintigkoppige gastentafel waar chef Chris het menu van de dag voorstelt en iedereen hetzelfde eet. Luxe kan ook eenvoudig zijn.
Waar de weg in de oceaan loopt
De volgende dag trekken we door naar Ålesund, door reisgidsen geprezen als een van de mooiste steden in Noorwegen, waar we ons bij bistro Invit te goed doen aan een voortreffelijke chocoladetaartpunt en getuige zijn van de Hurtigruten activiteit. De historische route van die meer dan honderd jaar oude Noorse veer- en transportdienst vaart dagelijks langs de westkust en doet 34 havens aan tussen Kirkenes en Bergen, goed voor een traject van 134 uur. Die laatnamiddag toetert de Hurtigruten zich onder een striemende stortbui majestueus de haven in. Moesten het Fransen zijn: ‘L’état, c’est moi’, dat is zo’n beetje de attitude! Laat het duidelijk zijn: de rood/witte Hurtigruten-schepen zijn heilig.
In Ålesund ruikt het doordringend naar vis. We wandelen bij zonsondergang langs het binnenhaventje met plezierbootjes (elke Noor zijn bootje, zo lijkt het wel) naar de oude stad, beroemd om haar typische architectuur. Oud is echter relatief. In 1904 verwoestte een brand nagenoeg alle houten huizen in Ålesund. Hulp kwam van de Duitse Keizer Wilhelm II, die een groot liefhebber van Noorwegen was. Hij stuurde een leger architecten en bouwvakkers naar Ålesund, die in minder dan een decennium de stad heropbouwden in de stijl die toen furore maakte: de Art Nouveau of Jugendstil.
De ene fjord is de andere niet
Bij zonsopgang vertrekken we de volgende ochtend via de E136 naar Weg 60, de noordelijke invalsroute voor de Geirangerfjord, een regio die integraal door de Unesco tot Werelderfgoed werd uitgeroepen. Die pakken we aan vanop het water. In Hellesylt schepen we met de wagen in op de Bolsøy-ferry, die ons via de fjord (twintig kilometer lang, een dik uur varen) tot in Geiranger voert. Onderweg weerklinken talrijke oh’s en ah’s: de Geiranger wordt vaak als de mooiste fjord van Noorwegen bestempeld, de Bruidssluier- en Zeven Zuster-watervallen zijn legendarisch. Ons kan vooral de verdere rit bekoren. Eens ontscheept, volgen we Weg 63, die via twintig venijnige haarspeldbochten in geen tijd klimt tot boven de duizend meter. We zijn dan nabij de Djupvasshytta, een decor dat aan het eind van de wereld doet denken; gletsjers, ijskoude meertjes en snedige bergwinden incluis. Ons bed wacht zeventig kilometer verder, waar een zomeronweer de oevers van de Nordfjord oplicht alsof de wereld gaat vergaan. En de regen striemt zo hard dat onze ruitenwissers overuren draaien.
De trots van de familie
Het spierwitte hotel Tørvis, een juweeltje uit 1639 en nog steeds door dezelfde familie gerund, is een welgekomen rustpunt na een fantastische dag. Op het tuinterras drinken we Balder BPA bier, geen Indian Pale Ale maar Bergen Pale Ale, een grapje van een nieuwe microbrouwerij. Vroeg vertrokken vanuit Loen, kozen we vanochtend op Weg 15 ditmaal niet voor de tunnels, maar voor de alternatieve Weg 258, de oude bergpas over de Strynnefjell. Nadat we in Lom de staafkerk met funderingen van rond het jaar 1000 bezochten, kozen we de spectaculaire Weg 55, de Sognefjellsveien, uitsluitend ’s zomers toegankelijk en ook officieel geboekstaafd als een van de achttien mooiste Toeristische Routes in Noorwegen. Wanneer de buitentemperatuur plots sterk daalde en de peilstokken aan de rand van de smalle betonbaan opdoken, klommen we in geen tijd tot 1440 meter. Wat een dramatiek kregen we voorgeschoteld! Wolken flirtten met de toppen van de omliggende bergen, nu en dan verlichtte een streepje zonlicht de gletsjers. De Sognefjell-route mag inderdaad de weg der wegen genoemd worden, vatten we samen terwijl de blonde gastvrouw Anna komt melden dat we vanavond eendenborst eten. Met boschampignons risotto vooraf en kaastaart als toetje.
Inhakken op de gletsjer
“Hebben we er zin in?”, vraagt Carlos Caballero, geboren in Argentinië, maar sinds negen jaar gids bij het outdoorbedrijf dat de gletsjerwandelingen op de Austdalsbreen-gletsjer in het Jostedal organiseert. We staan op de parking van bezoekerscentrum Breheimsenteret en het is luidens Carlos een uitzonderlijk mooie dag. “Volg mij met jullie wagen tot de parking aan het meer”, instrueert hij ons duidelijk,”daar vertrekken we met de zodiac. Verkijk je niet op het zonnetje, het zal fris zijn op het water.” Wanneer een klein uurtje later de 150 paardenkracht sterke rubberboot over het Styggevatnet meer scheurt, blijken onze windstopper, muts en handschoenen absoluut geen overbodige luxe. En dan duikt de gletsjerwand op, een muur van wit, blauw en vergrijsd ijs dat langzaam afkalft in het meer. Vanuit de zodiac is het een machtige muur. “Ik breng zo’n duizend bezoekers per jaar naar hier”, lacht Carlos, “Ik heb nog niemand teleurgesteld geweten. Integendeel. Maar genoeg gerust nu, we maken ons op voor de wandeling.” We landen in militaire stijl op de stenenkust en hijsen ons in het veiligheidsgareel, binden klimijzers rond de laarzen en bevestigen de touwen. Wanneer de zeskoppige stoet volgens de regels van de kunst aan mekaar hangt en deftig gebrieft is, betreden we de gletsjer. “Onder ons zit zo’n honderd meter ijs”, roept Carlos, die de kop trekt en nauwgezet het parcours uittekent. ”In het hart van de gletsjer is dat zelfs zeshonderd meter. Het geheel schuift zeventien centimeter per dag op, wat niet zo veel is, andere gletsjers elders in de wereld halen één meter.” Na een half uurtje stappen, zetten we ons in een kring en haalt Carlos de thermosfles met warme chocomelk boven. “Een traditie”, zegt hij. “Gemaakt van zeventig procent cacao.” Dan herhaalt de afgelegde weg zich in de andere richting, en nemen we onder een harde middagzon afscheid van dit uniek decor. Doch… Dit is slechts één van de hoogtepunten vandaag. Om Flåm te bereiken, rijden we door de 24,5 kilometer lange Laerdaltunnel, de langste tunnel voor wegverkeer ter wereld en een zeer bijzondere constructie. Ze hebben er zelfs speels kunstmatig daglicht geïnstalleerd. Niet iedereen beseft dat Noorwegen, in tegenstelling tot Zweden, Finland en Denemarken, een heus bergland is en dus aan elkaar kleeft met tunnels en overzetboten. Die ferry’s zijn een noodzaak door de fjordenstructuur, die alle kustwegen doorsnijdt. Ze kennen er dus wat van, de Noren. Voor alle tunnels tezamen spreken we over meer dan 900 kilometer wat betreft het wegverkeer en net iets minder voor de spoorlijnen. Sommige zijn in twee verdiepingen, of hebben compleet ondergrondse kruispunten. Wanneer we de Laerdaltunnel uitrijden, draaien we meteen de Aurlandsveien op, een slingerende bergweg die ons tot het platform van Stegastein brengt, een futuristische houten constructie in de vorm van een boog. Terwijl de zon ondergaat kijken we uit over de diepe fjorden waar speelgoedbootjes hun weg zoeken in een spel van schaduw en de laatste zonnestralen.
Slapen in de geschiedenis
Dat scenario herhaalt zich de volgende avond. Ditmaal zitten we op het knusse tuinterras van Solstrand Hotel & Bad, een historisch juweeltje in saffraangeel dat 120 jaar geleden gebouwd werd en nu door de vierde generatie nog steeds compleet in familieverband gerund wordt. Vanochtend zijn we via Voss (waar we perfect lunchten in het Tre Brør Kafé) naar dit schiereiland ten zuiden van Bergen gereden, en nu genieten we bij een glaasje riesling van het immense uitzicht. Solstrand is een van die hemelse hotels die tot de ‘Historiske’ groepering behoren, landjuwelen waar Noorwegen trots op is. Gebouwd door een reder uit Bergen als slaapplaats voor vrienden in een periode dat deze plek alleen per boot bereikbaar was, groeide het uit tot een icoonhotel waar nu jaarlijks zowat 45 nationaliteiten neerstrijken om zich even onder te dompelen in de grootse sfeer van een Grand Hotel waar de gangen bulken van de historische foto’s. Het zijn prachtige beelden uit vervlogen tijden. “We hebben hier door de jaren een VIP-lijst van pagina’s lang opgebouwd”, zegt de charmante gastvrouw Pernille Schau-Larsen discreet. “Maar we communiceren daar niet over. Iedereen is hier VIP. Geniet ervan!”
En nog een klassieker
De volgende ochtend kiezen we alweer voor een geklasseerde Toeristische Route, Weg 7 ditmaal, die ons naar de Hardangervidda voert. Hoeveel rijgenot kan een mens verdragen? Via de anderhalve kilometer lange hangbrug –een van de langste overspanningen ter wereld, cruisen we even tot Lofthus, waar zich in de tuin van Hotel Ullensvang de componeerhut van Edvard Grieg (1843-1907) bevindt, opgetrokken nadat hij hier in 1877 voor de eerste maal verbleef. De Noorse componist –vooral bekend van de Morgenstemning uit zijn Peer Gynt-suites– wou zich in de donkere wintermaanden in alle stilte kunnen terugtrekken en liet hier een eenvoudige houten hut optrekken. De piano werd per boot geleverd, het hotel zorgde voor de omkadering. Na zijn overlijden geraakte de hut in verval en werd ze zelfs ooit gedegradeerd tot kippenhok. Maar sinds veertig jaar nu is ze hersteld, geklasseerd, en op eenvoudig verzoek te bezoeken door het publiek. Weg 7 neemt ons via de 182 meter hoge waterval Vøringfoss mee dwars over de Hardangervidda, het grootste bergplateau in Europa , een gebied van 7500 vierkante kilometer waarvan zowat de helft ondergebracht is in een Nationaal Park. We rijden over hoogvlaktes zonder bomen waar de wind vrij spel heeft en inderdaad merkbaar met de wagen stoeit. Dit is ook de biotoop van kolonies wilde rendieren, lynxen en poolvossen. Weg 7 is trouwens in de winter gesloten, niet te verwonderen als we merken hoe dominant de natuur hier is. Het park is dan ook meermaals het decor geweest voor films over poolavonturen. En de legendarische Britse ontdekkingsreiziger Captain Robert Falcon Scott bereidde hier zijn Antarctica-expeditie voor.
Mannen op de maan
Of we de rit goed verteerd hebben, vraagt Olivier, Belg en uitbater van de Dalen b&b in het gelijknamige dorp. Met de rit doelt hij op de Fjellstue Imingfjell, een onverhard en snel stijgend traject dat ons van Uvdal tot Rjukan bracht, en zo verder tot dit gehucht. We drinken bij een deugddoende namiddagzon samen een pils op het terras van het Dalen Hotel, zonder twijfel het opvallendste gebouw van het dorp. Het werd gebouwd in 1894 in een stijl geïnspireerd op die van de traditionele Noorse staafkerken. Vele Noren hebben iets met retro en vintage. Historische hotels zetten dan ook dikwijls een oldtimer voor de deur. Hier is dat een Jaguar MKII, de Inspector Morse-versie zeg maar, zelfs in exacte dezelfde kleur. Dit hotel was in het begin van de vorige eeuw dan ook bijzonder populair bij de Engelse aristocratie, knipoogt Olivier. Bij valavond bewonderen we nog het aanmeren van de m/s Henrik Ibsen, een spierwitte, elegante Sinterklaasboot uit 1907 die nog figureerde in een Agatha Cristie-verhaal in 1920, en die sinds jaren dagtochtjes vaart op het Telemark-kanaal.
Nog één keer de bergen in
Er komt maar geen eind aan onze collectie bloedmooie wegen. Na een hartelijk ontbijtje in Dalen zijn we early bird-gewijs via Weg 45 en Weg 9 de Suleskarvegen opgedraaid naar het desolate Setesdalheier, alweer zo’n maanlandschap. Ook deze eenvaksbaan met regelmatige, broodnodige wisselstroken is ’s winters gesloten en wordt in de zomermaanden druk gefrequenteerd door autoliefhebbers en motards. Net op tijd –in de laatste acht kilometer moet je via 32 haarspeldbochten maar liefst achthonderd meter dalen – schepen we in op de ferry die ons van Lysebotn door de Lysefjord in een dikke twee uur tot Lauvvik brengt, met als ultieme apotheose onderweg de Preikestolen (letterlijk: de preekstoel), een klif van 605 meter hoog die boven de fjord uitsteekt. Iedereen neemt de foto van boven naar beneden; het moet de populairste souvenirfoto van Noorwegen zijn. Nu zien we het plateau van 25 op 25 meter voor de verandering uit kikkerperspectief.
De spectaculaire brug van Oanes brengt ons de laatste dag tot Stavanger, derde stad van Noorwegen en uitvalsbasis van de olieindustrie. We bezoeken het Norsk Oljemuseum, een modern gebouw annex interactief museum geïnspireerd op een boorplatform. We slenteren door ‘Gamle Stavanger’, de historische binnenstad, en boarden netjes op tijd voor de Fjordline die ons overnacht naar het Deense Hirtshals zal brengen. In grote stijl met à la carte restaurants en een gezellige bar. En dan wachten ons de laatste 1065 kilometer. Die kunnen er nog bij, maar het contrast met de hemelse wegen van Zuid-Noorwegen zal groot zijn. Té groot waarschijnlijk.
No Comments